Aan alle vreugde komt ooit een eind, en dat gold ook voor ons werk aan de Eusebiuskerk in Arnhem. Gelukkig moesten we er nog één keer heen om wat aanpassingen te verrichten. Er waren vier aansluitingen van luchtboogbeelden op de kerk die nog geaccordeerd moesten worden. Dat wil zeggen dat het allemaal nog niet precies aansloot op het oude werk, en dat we de uitstekende delen gelijk moesten maken. Daarbij hadden we ook op een aantal plekken expres stukken onaf gelaten omdat we alleen ter plekke goed konden zien hoe het moest aansluiten op andere delen. Het ging hier om de bovenste luchtboogbeelden van boog 23, met de Zeven Deugden, van boog 20, waarop een man (of vrouw?) met een gieter te zien was, van boog 19, met mijn Geit die aan een hogel knabbelt, en tenslotte van boog 17/18, waarop mijn Tweekoppige Adelaar uitdagend wijdbeens zat. De eerste twee zijn gehouwen en dus ook geaccordeerd door Jelle. De twee andere zijn geaccordeerd door Tim en mijzelf.
Waterlijsten
Bovenaan elk van deze vier luchtboogbeelden was een horizontale lijst te vinden. Die hebben we alle vier ter plekke gehouwen, omdat dit de stellers van de aannemer meer speelruimte geeft bij het plaatsen van de beelden. Je moet het namelijk afstellen op de schuinte en de dwarsrichting van de boog, op het verticale muurvlak van de kerk en op de hoogte boven de boog. In zo’n geval is elk onderdeel dat al vaststaat een moeilijkheidsgraad erbij. Vandaar dat het handiger is, zoals ik al in het blogartikel over de Tweekoppige Adelaar meldde, om een aantal dingen nog niet op maat te maken en ze pas op de kerk te houwen. Dat was ook de reden dat we vooral aan de adelaar, die immers op twee luchtbogen tegelijk staat, heel veel werk ter plekke te doen hadden, maar daar hadden we al op gerekend.
Eduard van Kuilenburg
De boog met de Zeven Deugden bevindt zich vlak naast de Zeven Zonden. Ze zijn ook in dezelfde stijl gehouwen door beeldhouwer Eduard van Kuilenburg. Van Kuilenburg was een gedreven beeldhouwer, die al zijn passie in deze kerk heeft gestopt. Hij overleed vlak na de afronding van zijn werk aan deze kerk. Ik kreeg onlangs zijn levensbeschrijving, waaruit op te maken valt dat hij vlak na de oorlog hard is afgerekend op een keuze die hij in wanhoop en uit lijfsbehoud maakte. Ik vermoed dat hij zijn oorlogstrauma heeft verdrongen met beeldhouwen. Soms klom hij ook op zaterdag over de schutting om verder te werken, in zijn eentje. Hoe dan ook, een indringend verhaal van strijd en lijden, dat je hier kunt teruglezen door op zijn foto te klikken.
De Zeven Deugden
De beelden van de groep met de zeven deugden zijn weer overwegend dames. We zien een vrouw met een hond (temperantia-gematigdheid, ), een vrouw met een haan (justitia-waakzaamheid), een man met een leeuw (fortitudo-kracht), een vrouw met een kind en een hart (caritas-liefde), een man en vrouw met een anker (spes-hoop), een vrouw met een kruis (fides-geloof) en een vrouw met een lantaarn en een boek (prudentia-wijsheid). Van Kuilenburg heeft gespeeld met texturen, houdingen en kapsels, en wij hebben her en der wel wat verscherpt, maar eigenlijk de beelden gewoon gekopieerd zoals ze waren.
Van het beeld van Spes, de Hoop, was ik eerder vergeten foto’s te maken, zodat ik er ook geen artikel aan kon wijden. Bij deze dus hiernaast te vinden. Je treft het stel ook hieronder aan, in de galerij.
Galerij
-klik op een klein fotootje hieronder om de galerij te openen-
gerechtigheid
waakzaamheid
liefde
hoop
hoop
geloof
kracht
Beeldhouwerijblog.nl is het blog van Koen van Velzen, beeldhouwer in steen en brons. Zie ook mijn website: beeldhouwerijvanvelzen.nl
Het is het afgelopen jaar nogal stil geweest op dit blog omdat ik een enorm project moest verzwijgen. Het was een cadeau aan de Lambertuskerk en bevolking van Veghel, gesponsord door de familie Van Eerd, eigenaren van supermarktketen Jumbo. Dit project was eigenlijk al vanaf 2017 in voorbereiding, maar pas in februari 2021 zijn we daadwerkelijk begonnen met het hakken van de eerste ornamenten. Daar ging echter een lang proces aan vooraf van bestuderen van korrelige oude fotootjes, uitvergroten, bewerken, tekenen, ontwerpen boetseren en bronnenonderzoek.
Twee gevels
Het ging om twee gevelbekledingen voor de zijgevels aan de westzijde van de Lambertuskerk. De ingangskant. Deze kerk was pas de tweede die de later beroemde architect Pierre Cuypers mocht bouwen, en was ook nogal wat eenvoudiger dan veel van zijn latere gebouwen. Maar dat vond de bouwpastoor indertijd te mager. De katholieken mochten sinds 1850 (tien jaar voor het begin van de bouw) weer openlijk hun geloof uitdragen en dat moest groots gevierd worden. Het moest rijker. Meer decoratie aan de buitenkant. En zo kwamen er bijna 30 beelden aan de toren en werden de geveldelen bekleed met natuursteen lijstwerk en arcaturen. Tot het jaar 1960, toen in het kader van een grootse ‘restauratie’ de bekledingen van de beide zijgevels werden verwijderd. Het beeldhouwwerk op de toren mocht blijven. Het ornament aan de zijkanten was allemaal een beetje sleets geworden, vond men, en bovendien was er nog schade zichtbaar die tijdens de Bevrijding van 1944 ontstaan was. Weg ermee.
Hernieuwde belangstelling
Als we even snel doorspoelen naar het jaar 2017 merken we dat er opnieuw belangstelling komt voor het oude aanzicht van de kerk. Er waren nog verbleekte sporen aan de kerk te zien die duidelijk maakten dat er ooit iets gezeten moest hebben, en toen er ook nog oude foto’s opdoken kwam het verlangen op om dit weer te herstellen. Het is aan de vrijwilligers van de Lambertuskerk te danken dat dit voortvarend is opgepakt, dat er uiteindelijk een sponsor is gevonden en dat het nu tot stand gekomen is. Het hele project is op 3 oktober 2021 door de bisschop onthuld.
Hoe pak je dit aan?
Ik was al in 2017 gevraagd om eens mee te denken over deze reconstructie, maar uiteindelijk ben ik als onderaannemer van Steenhouwerij Slotboom bij dit werk betrokken. Bij Slotboom zijn de bestaande gevels nauwkeurig ingemeten en vergeleken met de foto’s, en is ieder onderdeeltje in een grote driedimensionale computertekening uitgewerkt. Daarbinnen passen de ornamenten die wij moesten gaan leveren.
Ik ben eerst maar eens begonnen met de foto’s flink op te blazen, te verscherpen, details te verduidelijken en inzicht te krijgen in wat het project nu inhield.
In feite zien we hier arcaturen: tien nissen met spitsboog en een dakje, die uitlopen in allemaal verticale lijnen rond het spitsboogvenster van de kerk zelf. Bij de boogaanzet van dit venster zien we links en rechts een horizontale lijn, waarna de verticale lijnen versmald weer doorgaan tot ze eindigen in een nis met een heiligenbeeld, bekroond met een paar kleine pinakeltjes. Het opvallendste onderdeel waren wel de voorstellingen in de onderste tien nissen. In eerste instantie dacht ik dat het keramisch werk was, maar kennelijk was het oorspronkelijk uitgevoerd in tweekleurig stucwerk. Ook dat zouden we moeten gaan reconstrueren. Ik besloot het samen met Jelle te gaan uitvoeren, en later kwam Nico het team versterken.
Onbekend terrein
Omdat er nog gele Jaumont-kalksteen te vinden is bij de kapitelen van het portaal, was het redelijk voor de hand liggend om het merendeel van het natuursteenwerk hier ook in Jaumont uit te voeren. Het is makkelijk te bewerken en het tekent ook goed. Het hakken van ornamenten is me niet nieuw, dus ik maakte me hier niet veel zorgen over. Gaandeweg wijzen veel dingen zich immers zelf als je één ding tegelijk doet. Een goede offerte maken is soms lastiger dan de uitvoering!
Wel was de vormgeving veel gestileerder dan ik normaal aan gotische en neogotische kerken aantref, dus dat was even schakelen. Bovenin waren twee beelden van Petrus en Paulus, en hoewel de foto’s vaag waren, kom je daar ook wel uit als je het maar stapsgewijs aanpakt: eerst een klein modelletje van schaal 1:4, dan op ware grootte en dan uitwerken in steen.
Panelen
Maar het lastigste waren de panelen met tien scènes uit het leven van Jezus. Ik heb eerlijk gezegd niet veel verstand van keramiek en dacht dit deel te moeten uitbesteden, tot iemand me voorstelde om het in basaltlava te hakken en dan te laten emailleren. Zo gezegd, zo gedaan. Daarover later meer↑.
De kalkstenen ornamenten
Nadat ik in Photoshop en een aantal andere programma’s (waaronder het fantastische gratis programma Faststone Image Viewer, waarmee je ook razendsnel bewerken kunt) de oude afbeeldingen fiks opgeblazen en verscherpt had, kon ik van de meeste ornamenten en de twee heiligenbeelden wel een aardige indruk krijgen. Met afdrukken van deze foto’s erbij kon ik zo de modellen voor het ornamentwerk boetseren en in gips afgieten. Jelle nam de kapitelen voor zijn rekening, terwijl Nico alvast begon aan de eerste stukken bovenin de nissen: bladmotieven in basaltlava die later geëmailleerd zouden gaan worden.
Ondertussen liep al het fotobewerken ongemerkt op, tot ik er dagenlang op had zitten turen, maar het gaf aardig houvast voor de reconstructies. Met één uitzondering waar we eigenlijk geen touw aan vast konden knopen. Onderaan de lijsten bij de aanzet van het grote spitsboograam bevinden zich in totaal vier heel onduidelijke ornamentjes. In het fotootje hierboven kun je er een ontdekken. Dit is nog de duidelijkste van de vier, maar de bedoeling ervan ontging ons volkomen. De knoop doorhakkend heb ik toen voorgesteld om deze vier kraagsteentjes te vervangen door de vier evangelistentekens volgens de traditie.
De vier evangelisten
Halverwege de gevel vind je nu dus vier kleine kraagsteentjes met daarop een engel, een leeuw, een stier en een adelaar, alle vier met een boek. Het zijn de eeuwenoude symbolen van de evangelisten, naar aanleiding van een tekst in het bijbelboek Openbaring:
Openbaring 4:6-8: Midden op de troon en rondom de troon waren vier wezens . De wezens waren van voren en van achteren vol ogen. Het eerste wezen leek op een leeuw. Het tweede wezen leek op een jonge stier. Het derde wezen had het gezicht van een mens. Het vierde wezen leek op een vliegende arend. Elk wezen had zes vleugels en elk wezen was van binnen en van buiten vol ogen.
Hoewel het hier volgens mij helemaal niet over evangelisten gaat, ook al omdat dit bijbelboek bol staat van de astronomische en astrologische verwijzingen, heeft men in later eeuwen steevast de evangelisten Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes weergegeven volgens deze vier symbolen. In ieder geval kun je er als beeldhouwer wel iets leuks van maken.
Spelen met compositie
Dit zijn wel de onderdelen die we het leukst vinden om te maken. Hoe ontwerp je zoiets? Alleen de vier koppen of de hele beesten? Met of zonder vleugels? Moeten we er een boek of een boekrol aan toevoegen of geen van beide? Moeten we alleen een heel kubistische, Art Deco-achtige kop of embleem hakken? Dit waren hele kleine en ondiepe blokken waarin we de voorstelling moesten inpassen, met een doorlopende kolom aan een zijde. Dus na een paar snelle kleine schetsjes en een beetje ruwe boetseersels hebben we deze kraagsteentjes gehouwen in een soort van mix tussen taille directe en werken vanaf een model. Jelle maakte de engel en de leeuw, ik de stier en de adelaar. Van de stier had ik naar aanleiding van een priegeltekeningetje nog een kleimodel gemaakt, de adelaar was wat meer in taille directe.
We hebben er altijd veel plezier in om kleine details er in aan te brengen en het een beetje koddig te maken, net zoals dit soort dingen altijd bedoeld is. Natuurlijk zijn ze vaak niet helemaal anatomisch correct en de steen was eigenlijk een beetje grof voor dit soort kleine details, maar het is erg leuk om het er allemaal in te proppen en er een interessante compositie voor te zoeken. Jelle maakte zijn engel en leeuw zo dat ze naar beneden keken, en ik vond dat een goed idee, dat ik navolgde voor mijn adelaar. De stier kijkt als enige over zijn bijbelboek heen en houdt het met zijn pootjes vast. Op de linkergevel zie je Mattheus en Marcus: een naar beneden vliegende engel en leeuw, elk met een boek. Op de rechtergevel hebben we Lucas en Johannes: een zittende stier met boek en een neerdalende adelaar met boek. Het boek geeft aan dat het hier om de vier evangelisten gaat.
Voluptueuze ornamenten hakken
Aan de twee gevels bevindt zich een horizontale band met ornamenten, waarvoor ik eerst een gipsmodel heb gemaakt om de vormen te verkennen. Gaandeweg kreeg ik behoorlijk plezier in het verkennen van de ronde vormen van deze banden, die me ergens herinnerden aan een goed gevulde dame. Jaumont is ook wel een steensoort die zich leent voor dit werk, want het is makkelijk met een scherpe houtrasp af te werken en het tekent ook wel goed met dat geel.
Alle ornamentwerk in Jaumont-kalksteen
de linkergevel met arcaturen, hier nog zonder geëmailleerde panelen (foto: Bas Mulder, Slotboom Steenhouwers)
Zo hebben we aan de twee gevels dus alle ornamenten gehouwen. Boven het spitsboogvenster vind je tweemaal vier grote kantbloemen, Nico heeft nog twee Franse lelies gemaakt, er zijn naast ieder beeld nog twee kleine kapiteeltjes te vinden en helemaal bovenop vind je twee kleine pinakeltjes en een klein kruisbloempje. Alle overige gele natuursteen is geleverd door Slotboom Steenhouwers, die ook de plaatsing verzorgden.
Galerij
-klik op 1 van de plaatjes voor de grotere versie-
Op zondag 19 januari 2020, om 1:14 ’s nachts overleed mijn vader Jan van Velzen. Hij was ook een beeldhouwer, een kunstenaar, maar vooral een levenskunstenaar. Dat blijkt wel uit zijn uitspraken, waarvan de titel van dit blogbericht er een was die ik nog nooit eerder van hem gehoord had. Hij deed deze uitspraak in de laatste dagen voor zijn overlijden, een periode waarin hij vervuld van dankbaarheid en liefde terugkeek op zijn leven.
Jan van Velzen was absoluut geen zweverig persoon. Hij was een tuinder en bloembollenkweker geweest en had zijn leven lang hard gewerkt.
Een arm gehucht
Onderdijk, onderpad met gracht
Onderdijk in 1931 was een arm Westfries lintdorpje in Noord-Holland. Het lag aan weerszijden van een hoge dijk en veel huizen hadden een eigen bruggetje over de gracht naar de dijkvoet. Zijn vader, die ook Jan van Velzen heette, was net als de meesten in het dorp een tuinder die met een schuit naar zijn stuk grond aan de overkant van het meer voer om daar onder meer uien, kool, wortels, bieten, tulpen en aardappels te kweken. Na de oogst ging het ook met de schuit naar de vaarveiling in Medemblik.
Verlangen naar schoonheid
Jan was het tweede kind, een vrij stil, gevoelig jongetje dat pas op zijn tweede begon te lopen. Hij gruwde van de grauwe uitzichtloosheid van het harde werken en de daagsheid waarmee alle fleur en schoonheid werd teruggebracht naar ‘gewoon doen en doorgaan’. Hij had een intens verlangen naar schoonheid en vertelde over de verrukking die hij kon voelen bij het horen van prachtige muziek in de kerk. Zijn vader was een hartelijk man met veel levenswijsheid. Op zijn sterfbed vertelde Jan hoe hij nog zijn vader voor zich zag op zondagochtend, in zijn hemd, het scheerwater met een zwaai de sloot in slingerend, luid zingend en met een hele zwerm kinderen om zich heen.
Vroege creativiteit
Als kind was Jan al met creatieve uitingen bezig. Poppetjes van klei boetseren of bootjes maken door koekblikken zo te vouwen en buigen dat er hele slagschepen ontstonden. Maar waar ik had genoten van de creatieve tijd op de kleuterschool, had hij diezelfde grauwe daagsheid ervaren op de bewaarschool.
Kennelijk had de ‘juf’ de opvatting dat de kinderen alleen bewaard moesten worden, want ze moesten stil zijn en matjes vlechten, anders moesten ze in de spinnenkast. Matjes vlechten was voor hem dan ook een van de symbolen van ‘zo moet het en zo hoort het’. Afschuwelijk, omdat alle creativiteit onderdrukt werd.
Jannige constructies
Jan had eigenlijk helemaal geen zin om tuinder te worden, maar vader werd ziek en de oudste zoons, tieners nog, moesten het werk overnemen. Hij had veel liever bij de smid in de leer gegaan, want met je handen dingen van ijzer maken en lassen interesseerde hem veel meer. De smid werd met ontzag bekeken door de kleine jongetjes. Van zijn jongere broer was het legendarische antwoord op de vraag wat hij later wilde worden dan ook ‘Dikke smid Kees Slaman!’
Jan woonde vlakbij de smederij van Slaman
Het was hard werken in de zware zeeklei rond Onderdijk en werkelijk alles werd met de hand gedaan: spitten om te zaaien, spitten om te oogsten en twee steek diep spitten om het land voor te bewerken. Jan had een hekel aan uitzichtloosheid, dus zijn creativiteit uitte zich in allerlei ‘Jannige constructies’: uitvindingen die bedoeld waren om alles net even gemakkelijker te maken. Hij was dan ook een van de eersten die de bodem van de schuit naar helemaal bovenin brachten, zodat je met de kruiwagen erin kon rijden in plaats van alles moeizaam met de hand erin en eruit te tillen.
Flippus de Dromer
Niet altijd werden zijn oplossingen gewaardeerd. ‘Jannige constructies’ was niet echt een waarderende term, en omdat hij weleens met zijn gedachten elders was werd hij thuis ook wel Flippus de Dromer genoemd. Hij had een wat filosofische inslag en besteedde ook tijd aan observeren van zijn omgeving. Achteraf terugziend is het ook wel te begrijpen waarom hij op die plek geboren werd: voor hem was het een manier om de hele weg van zwaarte naar licht te doorlopen, en hij heeft zijn licht kunnen brengen in een tijd en omgeving die vooral gericht was op overleven.
Blessuretijd
Op zijn twintigste moest hij in militaire dienst. Maar het harde werk had zijn gevolgen al gehad: hij werd aan zijn knieën geopereerd en moest herstellen in het militaire ziekenhuis. Tot zijn afschuw bestond de therapie uit matjes vlechten! Maar in het lokaal daarnaast werden boetseerlessen gegeven. Op zijn verzoek werd hij overgeplaatst en daar werd zijn talent al snel ontdekt door zijn instructeur. Deze man regelde zelfs een introductie voor hem bij de kunstacademie in Tilburg.
Ik had altijd begrepen dat het niet was doorgegaan omdat Jan thuis nodig was en omdat zijn moeder altijd zei: ‘Fiedelaars en hureletuters komen niet in de hemel’. Maar dat was eigenlijk niet de grootste afschrikking. Vorig jaar vertelde hij me dat hij erg geschrokken was van de onverzorgde figuren met lange haren en verwilderde baarden die er rondliepen, en dat hij zich enorm ongemakkelijk en niet op zijn plek had gevoeld. Maar zijn leraar was erg teleurgesteld dat hij deze kans liet lopen. ‘Stomme bloemkoolstruik!’ had de man geroepen, waarschijnlijk uit frustratie dat zoveel talent verloren ging.
Bedrijf
Jan trouwde op zijn dertigste met Alida, een meisje uit nota bene hetzelfde Onderdijk, waarin hij iets had herkend van speelsheid en schoonheid, en het los zijn van alle benepenheid van het dorp. Hij begon zijn eigen bedrijf, maar de tijden waren veranderd. Het aantal kleine tuindersbedrijfjes liep hard terug en veel zelfstandigen moesten in dienst bij een fabriek in de Zaanstreek, elke dag heen en weer met een busje. Jan was met een aantal gelijkgezinden op zoek naar oplossingen en besloot met zijn twee broers fors uit te breiden. Ook richtten ze zich al een aantal jaren volledig op de bloembollenteelt. Ook daarin gebruikte hij zijn creativiteit: hij bouwde zelf zijn eigen machines voor het koppen van de tulpen en het wassen van de bollen, en paste veel machines aan zodat ze beter werkten.