…naar het eerste bericht over dit project↑
Na de vorige reeks luchtboogbeelden voor de Eusebiuskerk in Arnhem (lees hier meer) is het een hele lange tijd rustig geweest bij mij -voor wat het werk aan de Eusebius betreft althans. Er was geld voor de restauratie toegezegd, maar voordat het bij de kerk op de rekening staat, stroomt er kennelijk eerst nog heel wat water onder de brug door. Maar nu alle leed geleden is, kan ik weer volop verder met een reeks luchtbogen voor de noordzijde van de kerk.
Ontworpen en uitgevoerd
De figuren voor de eerste vier luchtbogen zijn indertijd ontworpen door de Haarlemse beeldhouwer Theo van Reijn, die in 1953 al behoorlijk op leeftijd was en het hakwerk liet uitvoeren door de veel jongere Eduard van Kuilenburg (ref: De Sint-Eusebiuskerk in Arnhem- Elisabeth den Hartog en Ronald Glaudemans, ISBN 978 90 663 0018 7). Van Reijn was oorspronkelijk van plan om alle luchtbogen te voorzien van figuren en dieren rond het thema ‘de Ark van Noach,’ waar echter zijn opvolgers na zijn overlijden al snel van af stapten. De bovenste steen van deze vier luchtbogen is steeds de ark, in verschillende stadia, en daaronder bevindt zich de bevolking ervan.
Beker of toeter?
Het eerste beeldje waar ik mee begon is Noach zelf, met iets aan zijn mond. Ik dacht eerst dat hij een drinkbeker van een koehoorn beet had, en in een dronken bui omgekeerd in zijn mond had gestoken. Maar nu ben ik daar niet zo zeker meer van, het lijkt wel meer een toeter. In het boek Genesis staat het hele verhaal, maar ik heb het in een vorig bericht nog even samengevat, als je het wilt lezen. In ieder geval staat er aan het eind nog een stuk over een dronken bui van Noach. Maar hier heeft hij dus een blaasinstrument, kennelijk. In plaats van dat Noach toeter is, blaast hij op een toeter.
Een ark, een duif, drie vissen en een ezel
Het tweede luchtboogbeeld dat ik onder handen nam was de ark. Hier had ik speciaal naar uitgezien, omdat het origineel in tufsteen nog erg moeilijk te interpreteren was vanaf een afstand. Ik dacht dat het in de nieuwe steen veel duidelijker zou worden. Ik had al eerder bij een klein kraagsteentje met een ark een aantal overnaadse planken gemaakt, en dacht dat dit bij de grote ark ook goed zou werken. Hier de plaatjes van voordien en nadien. Er zit een knots van een duif op het dak, Noach is op zoek waar het beestje gebleven is, een ezel steekt zijn kop door een raam, en tussen de krullende golven zwemmen drie grote vissen.
Ik heb de vissen schubben gegeven en de boot planken, en verder heb ik alle onderdelen iets scherper en dieper gehakt.
Kritiek
Ik heb het al een keer eerder besproken, maar ik ben niet zomaar op eigen houtje het originele beeldhouwwerk aan het veranderen. In overleg (met onder andere de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) is besproken dat de oude steensoort (Ettringer tufsteen) zo grof was dat detailleren haast onmogelijk was. Deze restauratie in deze nieuwe kalksteen (Muschelkalk) geeft de ruimte om details wat duidelijker te hakken dan voorheen. Ik heb het beeldhouwwerk niet veranderd: alles staat nog precies even groot en op dezelfde plek in de nieuwe steen. Ik heb het alleen wat scherper en dieper gemaakt en met een aantal details. Voor mij is het werk daarmee ook een stuk interessanter. Het is namelijk eerlijk gezegd technisch niet al te uitdagend beeldhouwwerk, en louter kopiëren is ook niet altijd spannend, zeker bij eenvoudig werk. Als ik er af en toe nèt een beetje aan mag toevoegen of verscherpen, dan blijft het voor mij ook leuker om te doen.
Mijn collega was het er niet helemaal mee eens. Hij zei me dat het werk indertijd in een bepaalde stijl gemaakt is, zonder veel opsmuk, en dat ik er zomaar niet van alles aan mag toevoegen. De Wederopbouwkunst heeft een heel eigen sfeer en het zou jammer zijn als dat verloren gaat. Ik snap zijn bezwaar wel; je bent tenslotte aan het restaureren, niet het roer aan het overnemen en een andere koers aan het varen. Het zou ook heel eigenwijs zijn als ik met alles opeens helemaal mijn eigen ding deed. Daarom is Noach bijvoorbeeld exact gekopieerd, behalve dan het openen van twee gaten onder zijn arm en in de achterste hand, omdat deze steen veel sterker is. Zo zal ook het merendeel van de beeldjes nauwkeurig gekopieerd gaan worden, omdat meer zeker niet altijd beter hoeft te zijn. Maar als ik zie dat het verhaal onduidelijk is en er alleen nog wat vage hompen overblijven van een anderszins aardige compositie, dan neem ik die ruimte wel.
Inmiddels heb ik de zaagmachine verplaatst en onder mijn nieuwe takelinstallatie gezet. Zo is het nu veel makkelijker om de stukken steen erop en eraf te hijsen. Ik ben inmiddels al weer bezig met het voorzagen van de volgende twee beeldjes, waarover later meer.
naar het volgende luchtboogbeeld→