Bovenstaande uitspraak wordt toegeschreven aan Michelangelo Buonarroti, en het is na die opmerking over dat neusje wel de uitspraak die ik het meest gehoord heb. Waarom mensen dat steeds blijven zeggen is me een raadsel. Het is eigenlijk nooit grappig geweest. Misschien voelen veel bezoekers zich gedwongen iets zinnigs of grappigs te zeggen als ze met beeldhouwers geconfronteerd worden. Soms is het allemaal niet zo goed voor te stellen hoe iemand een beeld maakt.
Gieten
Een andere opmerking die ik al meerdere keren heb gehoord is: ‘En gieten ze dat dan?’ Terwijl ik toch overduidelijk sta te hakken. Een variant is dat men me vraagt of dat blok gegoten is. Hier in Nederland zijn we kennelijk zo arm aan steen dat een enkeling zich niet kan voorstellen dat ergens in de wereld blokken uit een berg worden gebroken of gezaagd. Steen is kennelijk zoiets onwezenlijk hards dat je daar niet in kunt hakken. Alleen voor grote zaagmachines die er vloeren van maken.
“Het beeld zit er al in, je hoeft alleen de rest weg te halen…” Het lijkt me sterk dat Michelangelo dat zo gezegd zou hebben, en als dat wel zo is, dan denk ik dat de meeste mensen niet begrijpen wat het betekent.
Vormgeheugen
Ik heb in de loop van de jaren gemerkt dat er zoiets bestaat als een vormgeheugen. Doordat ik jarenlang als restauratiebeeldhouwer heb gewerkt en geleerd heb oude beelden in nieuwe steen te kopiëren, is langzamerhand mijn geheugen getraind. Moest ik in de beginjaren vijf keer kijken naar een vorm om één klein onderdeeltje ervan te kunnen onthouden, en was ik het soms al weer vergeten als ik me omdraaide, nu blijven vormen lang in mijn geheugen opgeslagen, en kunnen naar believen worden opgeroepen. Dat komt ten eerste omdat iedere beeldhouwer een soort geheugenbank aanlegt met vormentaal. Rondingen en lijnen worden in plaatjes in de hersenen bewaard. Handig, want de hersenen werken niet met enen en nullen, maar met plaatjes. Ten tweede is het letterlijk een geheugentraining. Je kijkt aandachtig naar een model, draait je om en probeert het te reproduceren. Langzamerhand wordt de tijd dat je het plaatje weet vast te houden vergroot, puur door training. Dit wordt ondersteund door je plaatjesarchief in je hersenen.
Visualiseren
Wat heeft dit met Michelangelo te maken? Welnu, als je begint te hakken aan een nieuw beeld heb je alleen een blok voor je staan of liggen. Je zult moeten aangeven met krijt of potlood wat je weg wilt hebben, en meestal komt er een hoop meetwerk bij kijken. Een geoefend beeldhouwer kan in zijn gedachten vaak al een gedeeltelijke projectie vormen van hoe het beeld uit het blok moet komen. Kennelijk had Michelangelo zo’n ontwikkeld vormgeheugen dat hij met een paar maten als uitgangspunt al vrij nauwkeurig kon visualiseren hoe het beeld in het blok zat, zodat hij bijzonder efficiënt naar het uiteindelijke beeld toe kon hakken.
Hij stond er dan ook bekend om dat hij in een kwartier meer steen kon verwijderen dan een andere ervaren steenhouwer of beeldhouwer in een paar uur, en dat de vaklui die hem zagen werken stonden te huiveren om de risico’s die hij daarbij nam. Het heeft in die beginfase dan ook alles te maken met marges voor fouten inbouwen, zodat je later nog kunt uitwijken als je ergens een hakfout of materiaalfout tegenkomt. Naast zijn vormgeheugen had hij ook aanzienlijke steenhouwerscapaciteiten, getraind door al van jongs af aan met steenhouwers mee te werken in harde lokale steen.
Afgezien van de sterke verhalen over Michelangelo is dit voor mij het fascinerendste aspect: het vermogen van het geheugen om met training plaatjes van de meest uiteenlopende dingen lange tijd vast te houden. Het is met behulp van deze vormentaal in mijn hoofd dat ik op zoek ga naar expressie en schoonheid, en het is ook deze voorraad beelden die me helpt schoonheid eerder te herkennen.
Tulpen
Als ik vroeger bij mijn vader op het land moest helpen om tulpen te ‘selecteren’, wat wil zeggen de zieke planten te identificeren en te verwijderen, dan kwamen ’s avonds op de bank al die tulpen nog een keer voorbij. Ik had namelijk de hele dag geconcentreerd lopen kijken naar elke bloem. Als ik stil zat, trokken al die bloemen in een soort optocht voorbij, en ze waren allemaal virusziek. Dat heeft met de focus op één aspect te maken.
Jaren later, toen ik worstelde om me de kunst van het hakken van gotische hogels eigen te maken, overkwam me iets dergelijks. Gotische hogels zijn bedrieglijk in hun eenvoud. Ze worden gekenmerkt door hun eigen subtiele schoonheid, die voor een twintigste-eeuwer moeilijk te volgen is. Maar als ik later die avond op de bank zat, of in mijn bedje lag, dan zag ik allerlei hogels voorbij komen, de een nog mooier dan de andere. En waar ik die dag zo op had lopen zwoegen zag ik nu in al zijn schoonheid voor me! Helaas bleek het dan de volgende dag nog net zo ongrijpbaar voor me, totdat ik me de vormentaal langzamerhand eigen maakte. Het zou interessant zijn om dit fenomeen ooit nog eens wat dieper te onderzoeken.